Willem Krijgsman
Geboren op 04-09-1920 in de Ridderspoorstraat 7b te Rotterdam
Getrouwd met Alida Cornelia Krijgsman-Romsom
Willem Krijgsman woonde bij zijn ouders aan de Raaphorststraat te Rotterdam. Het gezin telde vier kinderen. Willem’s vader was arbeider bij chocoladefabriek G. Driessen te Rotterdam. Hij bezocht de Lagere School en de Ambachtsschool: richting bankwerker. Daarna werkte hij in zijn vak bij: Smederij v.d. Brugge, Pupillenstraat en bij Saris, Kopergieterij, Bleekersteeg te Rotterdam. Daarbij volgde hij een avondopleiding voor constructie-bankwerker aan de Ambachtsschool.
23-10-1939 werd Willem opgeroepen als gewoon dienstplichtige voor mobilisatie in het Nederlandse Leger. Hij kreeg zijn opleiding in de Morspoort Kazerne in Leiden. Hij was ingedeeld bij het 22e regiment Infanterie. Op woensdag 23-03-1940 is hij overgeplaatst naar de Mitrailleur Compagnie ( Zware Mitrailleurs ) van de 2de Divisie, 15e Regiment Infanterie. Waarschijnlijk is hij in de omgeving van Woudenberg ( Grebbelinie ) gelegerd geweest.
Na de Nederlandse capitulatie is hij op 10-06-1940 bij de 3de compagnie van het 15e Regiment Infanterie gevoegd. Op zaterdag 15-06-1940 na het middagmaal, mocht hij met groot verlof uit militaire dienst naar huis.
Willem ging terug naar zijn oude werkgever t.w. firma Saris. In maart 1942 moest deze werkgever arbeiders leveren voor de Duitsers en aldus meldde hij zich bij het Arbeidsbureau aan de Middellandstraat te Rotterdam. Hij werd op 15-04-1942 tewerkgesteld in Lübeck op een werf aan de Karl Strasse 60-92. Zij sliepen in barakken ( LMG lager ) op het terrein, maar ook is hij te Lübeck in pension geweest. Bij hem was een vriend: Jaap van der Slis (geen nadere gegevens).
Halverwege 1943 mocht aanvrager met groot verlof naar huis. Daarbij had Willem maagklachten en voelde zich al een poos ziek. Hij probeerde om via het Arbeidsbureau langer met ziekteverlof thuis te blijven. Nadat hij tot driemaal toe bezocht was door een controlerend arts van het Arbeidsbureau, moest hij terug naar Duitsland. Te Lubeck aangekomen, kwam z’n vertrouwensman: ene v.d. Kolf, op hem af en deelde hem mede, dat de papieren betreffende zijn afkeuring te Lübeck onderweg waren naar het Arbeidsbureau Rotterdam. Nog dezelfde week werd hij weer gekeurd door een arts van de Grüne Polizei, die de afkeuring wegens maagklachten bevestigde. Hij kreeg een ontslagbewíjs op 21-09-1943:
Willem werd door het Arbeidsbureau te Rotterdam voor 40% afgekeurd. Hij ging echter weer werken. Nu als constructie-bankwerker bij firma v. Rijswijk, constructiewerkplaats a/d Waalhaven te Rotterdam.
In februari 1944 werd Willem onderweg naar zijn werk bij een grote razzia opgepakt. Zij moesten lopend naar de Nassauhaven, werden daar in rijnaken geladen, lagen op de bodem van de schepen en werden over water vervoerd naar een plaatsje (naam niet bekend) aan de Zuiderzee, alwaar zij op de trein werden gezet. Via enkele dagen verblijf te Ommen, ging Willem in gesloten goederenwagons op transport naar Essen, alwaar hij bij de spoorwegen werd tewerkgesteld. Hij kreeg daar een ernstig eczeem, dat dagelijks door een verpleger behandeld moest worden. Na twee maanden lukte het aanvrager om overgeplaatst te worden naar Lübeck. Te Lübeck werkte hij bij het L.M.G.. Zij sliepen in barakken buiten het terrein, aten vaak in de kantine, of gingen in de stad eten. Hij kreeg loon, waarvan pensiongeld werd ingehouden door de fabriek. Zij sliepen op stapelbedden. Zij gingen zonder begeleiding dagelijks naar de fabriek, alwaar hij in zijn vak werkzaam was. Tijdens zijn tijd in Lubeck maakte hij vele bombardementen mee. Zijn laatste werkdag was 02-05-1945, aangezien in mei 1945 Lübeck door de Engelsen bevrijd werd.
Aangezien de Duitsers zijn persoonsbewijs hadden ingenomen, kreeg hij op 10-05-1945 dit tijdelijke document verstrekt:
Op 17-05-1945 stuurt Willem een kaartje richting zijn vrouw vanuit de repatriëring van het rode kruis te Heino:
Teruggekeerd in Nederland neemt hij deel aan de festiviteiten van 1 van de bevrijdingsfeesten in Rotterdam: